Alkmaarse Helden
Ik had niet gedacht dat het zo lastig zou zijn.
Dat doe ik even, dacht ik toen mij gevraagd werd of ik een stukje wilde schrijven over Alkmaarse Helden. “Wel echte helden, dus niet uit de showbizz of zo. Geen Rudi Carell of Marco Borsato. Die vallen onder de categorie Alkmaarders Op De Kaart. Nee: echte helden. Je weet er vast wel een paar.”
Ik ben er eens goed voor gaan zitten.
Allereerst ben ik criteria gaan aanleggen waaraan de gevraagde helden aan zouden moeten voldoen. Onberispelijk gedrag en onbesproken levenswandel was wel het minste wat ik van hen mocht verwachten. Dat scheelde al een hoop werk want alles met een smetje viel af. Niet als het aan mij had gelegen, ik ben niet zo van de beeldenstormers maar om discussies te vermijden. Nog een criterium, vond ik: aan het optreden van de “genomineerden” moest ook een hoog risico verbonden zijn. Om te worden verguisd, uitgejouwd. Of nog erger: het risico om het leven er bij te laten.
Ik dacht allereerst aan de groep dapperen die, door regelmatige overstromingen heen en weer geslingerd de oostrand van een strandwal hadden ontdekt. En daar rond 900 een nederzetting stichtten, het latere Alkmaar. Op de plaats waar de Grote Kerk staat, nog steeds het hoogste punt in de binnenstad.
Maar namen en rugnummers ontbreken dus ik moet even een sprongetje in de tijd maken, om precies te zijn naar de 16e eeuw.
In 1572 wordt aan het Verdronkenoord Cornelis Drebbel geboren die zich ontpopt als uitvinder van van alles en nog wat. En als pionier van meet- en regeltechniek. De eerste microscoop wordt aan hem toegeschreven, reden waarom de NASA op de maan een krater naar hem heeft vernoemd. Maar wereldberoemd werd hij toen hij in 1620 samen met twaalf roeiers in de door hem gemaakte duikboot in drie uur onder het wateroppervlak van de Theems van Londen naar Greenwich voer. En tot verrassing daar levend en wel aan wal stapte. Je moet maar durven.
Een stad- en tijdgenoot van hem was Pieter van Foreest. Een stukje ouder -want geboren in 1521 in de Langestraat- kreeg hij als afgestudeerd arts vooral bekendheid als lijfarts van Willem van Oranje en het balsemen van diens lichaam nadat onze Vader des Vaderlands in 1584 was vermoord. Maar heldenmoed moet hem worden toegeschreven als hij eerder, in 1558 als stadsgeneesheer naar het door de pest geplaagde Delft verhuist. Als medicus zijn tijd ver vooruit bezoekt en onderzoekt hij pestlijders met een groot risico om zelf ook besmet te raken. Heldenmoed.
En dan ons beleg, daar kan ik natuurlijk niet omheen. Toch kan ik daar, als het om Alkmaarse helden gaat, heel kort over zijn. Trijn Rembrands, zestien jaren jong ten tijde van het beleg, wordt dan wel bewierookt als tegenhanger van de Haarlemse Kenau Simonsdochter Hasselaer maar er is geen enkel bewijs dat zij ooit heeft bestaan. En dat geldt ook voor Kitman, de Alkmaarse burgervaandrig die met één slag van zijn zwaard een Spaanse vaandeldrager in twee stukken zou hebben gehakt. Ook zijn naam komt niet voor in de Alkmaarse doop-, trouw- en begraafboeken.
Wel Maerten Pietersz van der Meij, onze dappere stadstimmerman, aan wie we min of meer te danken hebben dat wij op 8 oktober feest vieren. Hij slaagde erin om tijdens het beleg met het bekende polstokbriefje de stad te ontvluchten en dat via allerlei omzwervingen bij de Prins van Oranje persoonlijk af te geven.
Waarna het daarin vermelde verzoek -om het land om Alkmaar waar de Spaanse troepen zich hadden verschanst onder water te zetten- werd uitgevoerd.
Aardig betaald, dat wel. Maar om voor twintig gulden je leven te wagen. Vind maar eens iemand.
Voor wie ik zelf heel bewondering heb is Cornelia de Lange. Als dochter van een advocaat besloot zij na de HBS te hebben doorlopen medicijnen te gaan studeren, tot ontsteltenis van haar vader. Een gedwongen verhuizing naar Zurich bracht haar niet van dat voornemen af en na Aletta Jacobs (zij was de eerste) werd Cornelia de vijfde vrouwelijke arts. En in 1927 aan de Universiteit van Amsterdam zelfs de eerste vrouwelijke hoogleraar in Nederland. Ze voldoet weliswaar niet helemaal aan de criteria maar ik vind haar een vermelding waard.
In oorlogen worden helden geboren en dat geldt ook voor onze stad. Van al die helden die in de 2e wereldoorlog hun leven in de waagschaal hebben gesteld, door in het verzet te gaan, onderduikers te helpen of op een andere manier actief zijn geweest jegens de bezetter noem ik er twee.
Truus Wijsmuller-Meijer werd op 21 april 1896 geboren aan de Mient en verhuisde op haar 18e met haar ouders naar Amsterdam. Na de beruchte Kristallnacht op 9/10 november 1938 besluit ze zich in te zetten voor de Joodse burgers in Duitsland en Oostenrijk. Uiteindelijk redt zij 10.000 kinderen uit Duitsland, Oostenrijk, Polen en Hongarije die onderdak vinden in Engeland.
In 1966 wordt zij onderscheiden met de Yad Vashem (“Rechtvaardige onder de Volkeren”). De hoogste onderscheiding die door Israël wordt gegeven aan niet-Joden die Joodse mensen hebben geholpen tijdens de Holocaust. Een standbeeld van haar staat sinds 2020 op de Gewelfde Stenenbrug.
Fritz Conijn wordt op 27 juni 1923 geboren aan de Nassaulaan. Hij is nog maar twintig jaar als hij in het verzet gaat waar hij zich met name bezig houdt met overvallen van wapen- en voedselbonnentransporten. Op 6 september 1944, nog maar 21 jaren jong, wordt hij in de bossen bij kamp Vught gefusilleerd.
Ik heb met dit overzicht niet geprobeerd volledig te zijn. Dat kan ook niet, dat is onmogelijk. Er zullen dus vast en zeker Alkmaarders ontbreken die er volgens u in hoorden te staan. Dat opent de mogelijkheid voor een vervolg dat ik van harte toejuich.
Peter de Rover
Stadsgids Gilde Alkmaar
Stadswandeling boeken? Bel 06 53272295